Hals und Beinbruch
Even zeiken

Wat is het mooi he, je geliefde stadje in het maagdelijk wit van versgevallen sneeuw. Vandaag doe ik weer mijn ronde. Het is koud en ik heb er zin in. Onderweg bedenk ik me een “koffie to go” te scoren.
De IJssel is elke dag weer anders. Het water, de haven en de boten geven vitaliteit aan de stad. Ik loop er graag even naar toe en de bruggenloop is een fijne wandeling. De spoorbrug op, waar je voor de eerste keer de rivier kruist, via het Worpplantsoen met stadscamping loop je langs het water en de over Wilhelminabrug weer terug. Voor de luie wandelaars is er de mogelijkheid met het pontje halverwege de wandeling af te korten. Vervolgens via de Brink richting huis. Een fijn rondje. 6.000 stappen en zo’n 4,5 km.
Bijna thuis kom ik langs mijn geliefde kroeg. Dit is de plek waar ik een paar keer per jaar met muzikale maten de glazen van de bar speelde in de meest vreemde bandjes, de kroeg waar ik tot sluitingstijd met steeds jonger wordende bezoekers op steeds hippere muziek stond te dansen, de kroeg waar ik op luie zondagmiddagen altijd wel vrienden tegenkwam en veel te veel bier dronk. Wat mis ik het slappe gelul, de drukte, de zweterige lijven, de worsteling om naar de plee te komen, het stom ouwehoeren tijdens het urineren, het idee dat het volgende rondje toch echt van mij moet zijn en de geweldig toffe muziek. Wat mis ik het mee schreeuwen met bekende liedjes, het plannen maken om met anderen om heel snel samen iets te gaan doen. Plannen die leidden tot avonden muziek maken om één keer een tof optreden te doen. Wat mis ik de ongeplande ontmoetingen en toevalligheden. Mensen die je jaren niet gezien hebt, waar je een avond de mooiste verhalen van krijgt om er vervolgens achter te komen dat je al die tijd de verkeerde voor je had.
Sta ik daar met mijn laffe “koffie to go” in een zogenaamd papieren bekertje met dat aanstellerige plastic dekseltje mijn mond te verbranden. Ik kijk door het raam naar de plek waar mijn podium staat. De Hip is dicht. Al meer dan een jaar. Ik weet, het zit er niet in maar voor de zekerheid voel ik aan de koude metalen deurklink of toch niet stiekem die deur open gaat. Die deur waarachter zoveel uren vertier schuil gingen. Dicht. Ik wil wel smeken om alsjeblieft weer open te gaan. Mijn rechterhand ligt plat op de ruit boven mijn hoofd en terwijl het raam beslaat van mijn adem realiseer ik me opnieuw dat het er voorlopig niet in zit. Geen avonden doorhalen of zo maar op een zaterdagmiddag na de markt een espresso op het terras nippen. Hopelijk deze zomer weer. Al is het maar een beetje.
Ik realiseerd me dat de wereld van lock-downs en een avondklok me te klein is. Hier ga en wil ik niet aan wennen. Maar ook dat vele reizen wat ik deed, dat gaat er niet meer van komen. Al die nachten in vliegtuigen doen een aanslag op je levensritme. Na een jaar thuiswerken begin ik eindelijk weer een beetje uitgerust te raken. Ik neem me heilig voor om vanaf nu vol gas te geven op de dingen die ik echt belangrijk vind, vakanties te vieren met mijn lief, de kinderen weer te knuffelen en vooral geen angst te hebben om ziek te worden.
Zal je zien dat als de spuit erin zit, ik een been breek.
Mag het iets meer zijn?
